Het effect van plezier bij faalangst

Ik zat er al een tijdje mee in mijn hoofd te stoeien. Hoe kan ik er nou voor zorgen dat een jongetje van 11 met grote faalangst niet blokkeert tijdens het leren, en, misschien belangrijker nog, er zin in krijgt zodat hij zijn kwaliteiten werkelijk kan gaan laten zien?

Afgelopen week haalde ik dit jongetje op uit de klas. Hij zit middenin de cito toetsweek. Nadat ik de deur open doe en hij mij opmerkt, zie ik iets veranderen in zijn houding: met voorovergebogen schouders gaan zijn ogen naar de grond en kijkt hij onzeker om zich heen naar de andere kinderen. Ik zie hem denken: “het jongetje dat niet kan leren wordt weer uit de klas gehaald…”

Ik geef hem een high five en zeg dat hij zijn jas aan moet doen. We gaan naar huis. Ik weet dat hij zich daar veilig voelt. Zijn stemming verandert. Verwachtingsvol kijkt hij me aan en vraagt wat we gaan doen. Eerlijk gezegd heb ik nog geen flauw idee. “Wacht maar af”, zeg ik. “Dat is een verrassing”.

Eenmaal thuis aangekomen doet hij de voordeur open en terwijl hij aanstalten maakt om zijn schoenen uit te doen, hou ik hem tegen. Buiten waait de wind hard en de kou is in mijn kleren getrokken, maar ik ga ervoor. Vandaag blijven we buiten. Ik ren naar de trampoline en nog voordat ik er ben aangekomen, word ik ruimschoots ingehaald en met een dubbele salto maakt hij zijn entree.

Ik heb eerlijk gezegd nog niet bedacht wat we hier gaan doen en hoe ik dit moet combineren met voor hem moeilijke leerstof, zoals rekenen en taal. Maar één doel heb ik al bereikt: de jongen die voor me staat voelt zich veilig. Hij straalt van oor tot oor. Nu kan ik een zuivere verbinding aangaan en hem de ruimte geven om na te denken over zijn antwoorden, in plaats van in paniek zomaar iets te roepen wat niet klopt.

De wind waait hard en ik moet schreeuwen om mezelf verstaanbaar te maken. “S, hoeveel is 54:9?” “Zes!” Roept hij. En ik laat hem zes keer springen. “S, welk sommetje vroeg ik je net?” 54:9=6, hoor ik hem roepen. “Kom op, 54 keer springen! We gaan dit sommetje erin springen!”
Hij moet lachen en schreeuwt: “lekker makkelijk vanaf de zijlijn! Of ben je soms bang dat je het niet volhoudt?” Ik bedenk me geen seconde en spring op de trampoline.

Terwijl ik spring zie ik ineens dat er cijfers op de trampoline staan. Daar kan ik wel wat mee. “Oke S, nu moet je tegelijk springen én het sommetje opzeggen én heel goed naar de cijfers kijken, want je mag niet mis springen! Wat is 39:3?” Hij roept het antwoord en springt van de 3 naar de 9, terug naar de 3 en dan op het antwoord. “Hé, mijn broer is ook 13!” Tijdens het leren maakt S gebruik van verschillende zintuigen, een prettige emotie en een persoonlijke associatie, waardoor leerstof beter wordt opgeslagen.

Nadat hij is uitgehijgd vraag ik hem of hij het sommetje nog weet. Hij moet nadenken. Deze jongen is een echte beelddenker. Ik vraag hem uit zijn hoofd te gaan (taaldenken) en naar de trampoline te kijken (beelddenken). Op welke cijfers heb je net gesprongen? Hij begint direct te springen en roept door de harde wind met trotse ogen zijn sommetje op. Ik applaudiseer en zeg: “Wow! Ben je nou nog niet moe?? Dan maak ik een sommetje met een héél hoog getal erin hoor!” En hij lacht: “Kom maar op!” 

Ik maak de switch naar het onderdeel Woordenschat en vraag welk moeilijk woord hij de afgelopen week van juf moest onthouden. “Racistisch”, zegt S. Ik vraag hem om rustig te springen en overal om zich heen te kijken: waar zie je iets dat racistisch zou kunnen zijn? Hij kijkt om zich heen maar weet het eerst niet. Ik vraag hem of juf een voorbeeld heeft gegeven. “Ja, dat ging over slaven en blanke mensen”. Hij begint ineens te lachen en zegt: “Hé, ik heb een wit en een bruin konijn! Als ik alleen die witte eten zou geven omdat ik vind dat die bruine minder goed is dan ben ik racistisch, net als vroeger!”

Tot slot halen we een voetbal op en vraag ik hem zijn antwoorden deze keer hoog te houden. S traint 5x per week bij fc Groningen en heeft de droom om profvoetballer te worden. Ik vraag hem wat hij moeilijk vindt op school en hij antwoordt dit keer vanuit rust en ontspanning en lijkt zich niet te schamen. “Kommagetallen”. 

Ik vraag hem hoeveel 7:2 = en S antwoordt 3,5. Wanneer ik hem vraag hoe je dit schrijft zegt hij 3,1. We pakken er stoepkrijt bij en ik laat hem alle tiende getallen tussen de 3 en de 4 opschrijven. Hij ziet ineens voor zich waarom je 3,5 schrijft zoals je het schrijft. Ik laat hem bedenken hoe hij ‘een halve’ kan hooghouden en hij bedenkt een manier. Ik vertel hem hoe creatief hij is, dat ik dat echt niet had kunnen bedenken en vraag hem steeds moeilijkere sommetjes. Hij neemt de tijd om er over na te denken en kijkt naar de stoepkrijt als geheugensteuntje.

Tijdens het afscheid geeft hij mij een hand, voordat ik bij hem wegloop. Zijn handen zijn vies en warm en zijn ogen stralen. “Die andere kinderen worden niet uit de klas gehaald en ik lekker wel!” Ontroerd en uitgeput loop ik terug naar mijn auto.

Post a Comment:

Suzanne Iwema

Healer – Coach – Auteur

Multatulistraat 154, 9721NP Groningen
06-12517446
info@suzanneiwema.nl